Verhaaltjes vertellen en voorgelezen worden, als kind was ik er gek op. Ik had zo mijn vaste ‘adresjes’, mensen die ik wel eens strikte voor een verhaaltje, waaronder mijn opa. “Opa, köj mie nog ‘n verhaaltje vertell’n” vroeg ik dan. “Woaraover” vroeg opa steevast. Over vroeger, moest het gaan. Opa krabbelde zich dan over het voorhoofd, waarbij de pet iets omhoog ging en zei “Dan möt ik effen prakkezeer’n”. Ik weet alle verhalen niet meer, maar wel de meest voorkomende. Hij vertelde dan hoe hij als kind, erg graag in bomen klom of iets anders waar je in kon klimmen. Dit ging zover, dat zijn broek regelmatig stuk was en opgelapt moest worden tot deze tot op de draad versleten was en moeder niet blij was. Zijn moeder was slim, dacht ze, en maakte een broek van zogenaamd “Engels leer” Ik weet niet wat het precies was maar het was heel stug en hard. Nou zei opa, moeder dacht dat ze me te pakken had, maar het duurde maar korte tijd en toen had ik de broek soepel en klom ik weer in de allerhoogste bomen. Schik had hij er om en ik ook.
Zo kwamen er allerlei verhalen voorbij over ijzig koude winters, waarin er veel geschaatst werd, ook door de ‘oudere’ mensen en waar tijdens een zeer koude schaatstocht het randje van zijn oren bevroor en het voor altijd een oor was met een kartelrandje. Maar ook verhalen over zijn diensttijd in Deventer waarin hij de mooiste uitvouwbare kaarten schreef naar oma in een prachtig handschrift en steevast ondertekende met ‘Uw liefhebbende Hendrikus’. Dat van die kaarten vertelde hij niet, maar die vond ik onderin een lade van het kabinet van oma. Verhalen over toen hij als jongeman met vrienden op stap ging en naar het bal ging.
Mijn moeder was ook een goed adres om wat verhalen te halen. Zij vertelde over haar lagere schooltijd, toen ze als kinderen van een klein buurtschooltje in Elsen op schoolreisje gingen met de trein naar Maastricht. Dat was midden jaren dertig. Hoe bijzonder in die tijd. Ze verwonderde zich die dag over de mensen in de stad die gewoon door de week, schoenen droegen. Thuis droeg iedereen klompen door de week. En ook over het feit dat er zo veel mensen bij een café op het terras een kopje koffie dronken, gezeten in een rieten stoeltje. Dat kwam in Markelo niet voor. Onvoorstelbaar voor haar. Vele jaren later, hebben we samen diezelfde reis nog eens gemaakt met de trein en uiteraard van koffie met vlaai genoten die dag. Ook vertelde ze over de vluchtelingen uit Limburg, die in de oorlog tijdelijk bij onze familie ingekwartierd waren. Een bijzondere tijd voor haar. Een tijdje terug kwam dit nog eens ter sprake toen de kinderen allemaal bij ons waren. Dit wisten ze eigenlijk niet. Kinderen zijn druk, soms al vroeg uit huis en inwonende grootouders ook niet gebruikelijk meer. Daarmee verdwijnen ook de verhalen van een familie. Verhalen die je eigenlijk moet vastleggen voor het nageslacht anders zijn ze verloren. Een soort Heemkunde maar dan voor je eigen familie.
Verhalen vertellen of vertellen hoe het vroeger was, hoe vaak gebeurt dat nog? Niet alle verhalen zijn misschien mooi, maar soms wel waardevol om te weten. In een wereld die heel snel is, waarin informatie direct beschikbaar is, kinderen alle kanten uitwaaien en verhalen over vroeger of in het algemeen, misschien stoffig en ouderwets gevonden worden, verdwijnt oude informatie. Al die verhalen hebben mij veel geleerd en gevoel gegeven over hoe het leven was in mijn familie. Ook over de tijd waarin ze leefden, ze het niet breed hadden, angstige en onzekere tijden meemaakten en hoe ze daarmee omgingen. En dat laatste is misschien momenteel nog wel het meest waardevol.
Verhalen over hoe het was en waarom het zo was, leert iets over gisteren en vandaag om het verhaal te kunnen maken van morgen. En daar begin ik maar direct mee.
Zonnige groet
Marianne