“Mag ik vanavond in jullie bed?”
Ik hoor het mezelf nog vragen aan mijn moeder.
Als kind sliep ik boven de Achter kök’n, de mooie kamer, met de bloemetjesbank, twee gemakstoelen en tussen de chipjes en nootjes een bakje sigaretten op tafel. Zo ging dat toen nog. Die kamer was voor de visite, voor buren of vrienden die luid pratend in een kring om de tafel zaten. De vrouwen aan de ene kant, de mannen aan de andere.
Met alleen een dun houten plafond ertussen, lag ik boven met gespitste oren. En als ik dan echt niet kon slapen, dan mocht ik verhuizen naar mijn ouders bed.
Bezoek dus. Iets wat niet verjaart.
Gelukkig zijn de sigaretten van tafel verdwenen, maar de gezelligheid en het samenkomen? Die zijn al jaren hetzelfde gebleven.
Sinds we in Denemarken wonen, is er natuurlijk veel veranderd. We hebben nieuwe mensen leren kennen. Er zijn nog altijd kringbezoeken, vooral met andere Nederlanders onder het genot van een hapje, een drankje en sterke verhalen.
En met onze Deense, Roemeense en Duitse vrienden zitten we aan tafel, en is er eigenlijk altijd een maaltijd op tafel.
In de eerste tijd, na onze emigratie kregen we ook veel bezoek uit Nederland. En terecht hoor, iedereen was welkom, en het was écht gezellig.
Maar… er is wél een verschil met vroeger.
Toen we nog in Nederland woonden, duurde een bezoek vaak een paar uur. Nu, door de afstand, wordt het al snel een dag. Of twee. Of vijf. En dat merk je. Soms hadden we het huis overvol.
En heel eerlijk… we maakten daar zelf een fout. Of ik maakte hier een fout.
Ik was zo gastvrij dat ik, bij wijze van spreken, op m’n tenen door het huis liep. Letterlijk zelfs.
Stel je voor: ik zat ’s avonds nog laat aan tafel, mijn ogen zwaar van de slaap. Want het hoort niet, weggaan van je bezoek. Maar om 4.30 uur ging de wekker weer. En dat eerste jaar had onze melkrobot het plan opgevat om vooral ’s nachts ook nogeens extra aandacht te vragen.
’s Ochtends sloop ik dan door het huis, want ja, het bezoek mocht uitslapen. Maar ondertussen dacht ik: “Ik kan de was niet doen, want dat maakt herrie. Ik kan niet stofzuigen. Zelfs de afwasmachine uitpakken voelde als een misdaad, om iemand uit zijn slaap te halen”
Dan misschien de boekhouding vast bijwerken? Daar op kantoor, daar sliep iemand.
Even douchen? Daar zat het bezoek nog uitgebreidt de tijd te nemen van hun badritueel. En voor ik het wist, was het alweer nacht.
En het was onze eigen schuld. We hadden geen grenzen gesteld. Geen ritme aangegeven. Het was zó gezellig dat mensen bleven, maar ik kon op een gegeven moment geen bezoek meer zíen. Nu terugkijkend, stond ik door pure vermoeidheid in een overlevingsstand.
Gelukkig zijn we inmiddels jaren verder. Anno nu… geniet ik weer.
We hebben geleerd. Het bezoek logeert (meestal) in onze vakantieboerderij. Of komt met een camper. Of boekt iets in de buurt. Sommigen zijn op doorreis. Korte bezoekjes, fijne momenten. En iedereen blij. We geven nu ook netjes aan wanneer er geen tijd is. Maar de hectiek van de eerste jaren heeft hierbij ook plaats gemaakt voor een normaal ritme.
De kinderen zijn er ook blij mee. Inmiddels gaan ze allemaal wel hun eigen weg. Maar ergens in de afgelopen jaren, hoor onze jongste nog zeggen:
“Is er nou alweer bezoek? Ik word gek van al die mensen.”
Nu glimlach ik erom, en denk terug aan mezelf, aan dat kind op slapend aan de andere kant van het houten plafond, luisterend naar het geroezemoes van grote mensen beneden. En ik snap haar wel.
Maar ik weet ook: bezoek kan goud zijn.
De bezoekjes van de afgelopen weken bijvoorbeeld…
Ze waren voor mij zó dierbaar.
Het soort samenzijn dat niet op de klok kijkt. Het bewijs dat sommige vriendschappen nooit overgaan. Dat ze blijven, ondanks afstand, ondanks tijd.
En juist dan, weet je hoe belangrijk vriendschappen zijn.
Of je nu bezoek verwacht, of juist alleen met een boek in de tuin zit: Ik wens je een mooie zondag
Debby