Op 8 april is het 80 jaar geleden dat Markelo werd bevrijd. In aanloop naar deze bijzondere datum besteden we extra aandacht aan gebeurtenissen uit de oorlogsjaren. In samenwerking met Stichting Herdenken en Vieren Vrijheid en Stichting Heemkunde Markelo blikken we terug op verhalen, die niet vergeten mogen worden. Vandaag het derde verhaal: ‘Het begin van de oorlog’.
Na de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 en de daaropvolgende capitulatie op 15 mei, bleef de bevolking aanvankelijk nogal passief de ontwikkelingen aanzien. De hoogste functionaris voor bezet Nederland was Rijkscommissaris Seyss-Inquart en hij had gezegd dat de Duitsers niet waren gekomen om ons de vrijheid te ontnemen. De eerste 1 ½ à 2 jaar merkte men in Markelo nauwelijks wat van het nieuwe bewind. Wel werd er een identificatieplicht ingevoerd, zodat iedereen een persoonsbewijs met pasfoto diende aan de schaffen.
Toen de maatregelen van de Duitsers steeds meer ingrepen in het persoonlijk leven, begon het verzet zich te ontplooien. Het begon met het verspreiden van illegale blaadjes.
Begin 1943 kwamen de eerste onderduikers in onze omgeving. Het waren studenten, ontduikers van de arbeidsinzet, gezochten vanwege illegale acties en Joden. Later ook spoorwegmannen die actief hadden meegedaan aan de spoorwegstaking in 1944 en neergekomen geallieerde vliegers. Door samenwerking ontstond een overkoepelende organisatie, de L.O. (Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers). Er moest namelijk voor de onderduikers gezorgd worden, nodig waren distributiekaarten, vervalste persoonsbewijzen, kostgeld, enz. De distributiekaarten werden aanvankelijk verkregen door ’goede contacten’ met medewerkers op het distributiekantoor die inventief omgingen met namen in het bevolkingsregister.
De groei van het aantal onderduikers betekende ook dat niet meer voldoende distributiebonnen geregeld konden worden door administratieve handigheidjes. De L.O.-organisatie kwam tot de conclusie dat alleen door het kraken van distributiekantoren de problemen op te lossen waren.
In de nacht van 4 op 5 februari 1944 werd door verzetsmensen een overval gepleegd op de kluis van het gemeentehuis. Daar waren het bevolkingsregister en de distributiebescheiden opgeslagen. De verzamel- en uitvalsbasis voor deze actie was het huis van dokter Wanrooy.
Een belangrijke rol bij deze kraak was weggelegd voor Beunk, Wachtmeester bij de Marechaussee. Hij kwam eind 1941 in aanraking met het verzet. Er werd op hem een beroep gedaan door Hans Wanrooy. Hans was de broer van Bennie Wanrooy, dokter in Markelo, die ook in het verzet zat. Hans vroeg Beunk mee te werken aan het vervalsen van persoonsbewijzen voor jonge mannen, om op deze manier te ontkomen om naar Duitsland te gaan werken.
Omdat Beunk samenwerkte met de plaatselijke veldwachters van Hemert en Steen moest hij ook de kluis bewaken zolang deze open was. Tussen de middag en ’s avonds ging de sleutel in een dichte envelop, die werd getekend door één van de ambtenaren. Tussen de middag bleef die envelop in bezit van Beunk. Door een afspraak te maken met de gemeenteambtenaar Dollekamp, kon hij de sleutel tussen de middag uit de envelop halen. De ondergedoken instrumentmaker bij de PTT (Frans Wickel uit Leiderdorp) maakte deze na van een deurhengsel (De nagemaakte sleutel ligt nog steeds bij de familie Ebbekink).
Men verzamelde zich bij dokter Wanrooy, vervolgens werden de drie bewakers in het gemeentehuis op stoelen vastgebonden en een prop in de mond gestopt. Een deel van de groep sloot de daar aanwezige bewakers op en de rest maakte het bevolkingsregister en de distributiebescheiden buit. De hoeveelheid bonnen en toeslagkaarten was groot, het aantal rantsoenbonnen ging de 10.000 te boven.
Het bevolkingsregister werd meegenomen naar Diekjan in het Markelosebroek en daar verbrand in de fornuispot. De bonnen en blanco stamkaarten werden overgebracht naar villa Lidwina in Zenderen. Van daar werden ze verder verdeeld over het land. Jammer genoeg had men vergeten de tabakskaarten mee te nemen.
Toen Beunk de volgende morgen bij het onderzoek werd ingeschakeld kon hij nog een aantal tabaksbonnen “achterover drukken”, zodat ze toch nog in goede handen kwamen. Men heeft toen niet ontdekt hoe de kraak met een valse sleutel heeft kunnen gebeuren. Immers alleen de groepscommandant, die ook nog NSB’er was, had de beschikking over de sleutel.