- Maarkelsnieuws.nl - https://www.maarkelsnieuws.nl -

Schoenmakers in Markelo

01Markelo heeft in de loop der tijd 27 schoenmakers gekend. Vandaag gaan we in de Oude Toren uitgebreid in op schoenen en schoenmakers. Om te beginnen met het ontstaan van de schoen. Schoenen en schoenmode bestaan ongeveer 1000 jaar. Maar ver voor die tijd werden al manieren bedacht om de voeten te beschermen. In de periode 15.000 – 12.000 voor Christus werden schoenen voornamelijk gemaakt en gedragen om de voeten te beschermen tegen de kou. Huiden van gedode dieren werden met vuurstenen schrabbers schoongemaakt en ingewreven met vet of rode oker, waardoor de harde huid soepel werd. Van deze huiden werden niet alleen schoenen, maar ook kleren gemaakt. Iedereen bond met een riempje een lapje leer rond zijn of haar voeten en dat was dan de nieuwe schoen.

Schoenen uit het oude Egypte
Tot circa 1500 voor Christus was het in Egypte heel normaal om op blote voeten te lopen. Schoenen werden gezien als statussymbool en niet als gebruiksvoorwerp. Geleidelijk werd het minder fatsoenlijk om op blote voeten te lopen.
In de klassieke oudheid droeg iedereen sandalen, rijk en arm, klein en groot. Vrouwen droegen sandalen met hoge kurkzolen om langer en slanker te lijken. Rijke mensen hadden schoenen of sandalen van zacht leer, versierd met juwelen en goud. Farao’s droegen sandalen van papyrus waarvan de punt van de sandaal was opgekruld.
Gedurende de Romeinse tijd ontwikkelden zich de eerste echte schoenstijlen. Sandalen, genaamd Caligae. Caligae waren zware sandalen waarop de Romeinse legionairs liepen.

De Nederlanden in de late Middeleeuwen
Na 1200 verschenen er schoenen met lange spitse neuzen, tootschoenen of snavelschoenen genaamd. Ze leken op het model schoenen uit Mesopotamië en het is waarschijnlijk een ridder op Kruistocht geweest die dit idee mee naar huis heeft gebracht. Hoe belangrijker iemand was en hoe minder hij hoefde te werken, hoe langer de punt was. Het werd een statussymbool voor ridders en rijke burgers. De punten waren wel kwetsbaar als je ermee over de ongeplaveide straten moest lopen. Het materiaal, zacht leer of fluweel, was niet zo sterk.
Nieuw in die tijd waren de sluitingen: riemen, knoopveters, rijgveters, leren knoppen en gespen. Na 1500 was er zoveel variatie dat je over ‘mode’ in sluitingen kunt praten.
In 1580 introduceerde koning Hendrik III van Frankrijk de hoge hak. In eerste instantie alleen voor de adel; pas in de 17de eeuw werd de hak door grote groepen mensen gedragen. Het hof van Lodewijk XIV (de “Zonnekoning”) in Versailles, gaf de toon aan in de mode in de 17e eeuw. De gespen, rozetten, strikken en juwelen waarmee de edelen hun schoenen versierden, werden in heel Europa nagemaakt. Er waren schoenen van zijde of satijn, vaak prachtig geborduurd of afgezet met kant.

01Replica vaneen prehistorische schoen, voorloper van de mocassin. (Collectie Schoenmuseum Waalwijk)

02Replica van een vrouwensandaal van papyrus (Collectie Schoenmuseum Waaslwijk)

03Trip met wreefband, circa 1300. (Collectie Schoenmuseum Waalwijk)

De 16e eeuw
In de 16e eeuw kwamen er lage schoenen met brede neuzen in plaats van de snavelschoen. De namen klinken niet erg elegant: een koemuil is een lage schoen met een heel brede neus, bij een hoornschoen eindigt de brede neus in twee punten en de bereklauw was een grappige schoen met een vakje voor elke teen.

De 18e eeuw
Frankrijk gaf in deze Rococo-periode nog steeds de mode aan. Smalle schoentjes van satijn, fluweel, zijde of fijn leer, versierd met gespen van zilver of bezet met diamanten of stras pasten goed bij de uitbundige kleding in die tijd. Na de Revolutie veranderde het modebeeld De rode hak verdween want niemand wilde nog iets met de adel te maken hebben. nieuwe mode kwam uit Engeland; zwarte, sportieve schoenen en soepele laarzen en de hoge hak kwam vrijwel niet meer voor. Tijdens de hele 18de eeuw zijn er veel laarzen gemaakt, vooral voor mannen. Net als in de 17de eeuw waren er twee soorten: elegante laarzen van zacht leer voor feestelijke gelegenheden en ruiterlaarzen van dik stug leer voor officieren en postiljons (een soort postbode te paard).

Schoenen in de 19e eeuw
Aan het begin van de 19e eeuw was de schoenenmode sober. Er werden lage schoenen gedragen van leer of satijn met rechte neuzen en hooguit een klein strikje als versiering. Eind 19e eeuw deed de sportschoen zijn intrede. Fietsen, bergbeklimmen, roeien, paardrijden, tennissen, het kon allemaal als je geld en tijd had.

Schoenen in de 20e eeuw
Aan het begin van de 20e eeuw verscheen de fiets steeds meer op straat en hier en daar zag je zelfs een auto. De mode paste zich hierbij aan en er kwam speciale fiets- en autokleding. Voor de heren was er de enkellaars met een vetersluiting, gemaakt van kalfsleer of canvas met leer. Om uit te gaan of te gaan werken droegen de heren in de winter halfhoge bottines en in de zomer lage, gesloten veterschoenen in gedekte kleuren: zwart, bruin of wit. Dames konden uit meer modellen kiezen. Lage pumps om te wandelen of naar het werk te gaan, lage veterschoenen om te sporten, pumps met hoge hakken in allerlei variaties om in uit te gaan en sierlijke bottines met of zonder hoge hakken voor alle mogelijke gelegenheden.
Enkele schoenontwerpers zorgden voor luxe schoenen van verschillende kleuren leer of zijde in opvallende modellen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er gebrek aan leer en stond de mode op een laag pitje. Schoenen werden van hout, touw, riet, kurk of zelfs papier gemaakt. Na 1948 was het leerprobleem opgelost. De toonaangevende mode kwam uit Parijs.

Rond 1967 begon de flower-power periode met teensandalen en klompschoenen. Ook kinderen kregen toen aandacht met speciale ontwerpen in leuke kleuren. Verschillende breedtematen zorgden ervoor dat kindervoeten gezond konden groeien.
In de jaren ’70 verschenen schoenen en laarzen met sleehakken en plateauzolen. De cowboylaars was in en sportschoenen werden niet meer alleen gebruikt om te sporten, maar ook om mee naar het werk of school te gaan.
Door de invloed van buitenlandse ontwerpers kwamen veel nieuwe ideeën naar voren die bepalend werden voor het modebeeld vanaf de jaren ’80. We leven nu in een tijd waarin de mode twee keer per jaar wisselt en gelukkig is er zoveel variatie dat ieder zijn of haar mode daaruit kan kiezen.

04Replica van een koemuil naar een bodemvondst uit Deventer, ca. 1520-1550. (Collectie Schoenmuseum Waalwijk)

05Postiljonlaars (tijlaats voor postbestellers. Een laars die over het gewone schoeisel werd gedragen. Nederland 1730-1830. (Collectie Schoenmuseum Waalwijk)

Schoenmakers in Markelo
Vandaag de dag telt Markelo met Eddy Schuurman 1 schoenmaker of liever gezegd schoenhersteller. Het dorp mag zich gelukkig prijzen met een schoenmakerij, want in veel dorpen en kernen zijn de schoenmakers verdwenen. Dit heeft uiteraard alles te maken met onze wegwerpmaatschappij.
Vroeger was dat allemaal anders. Rond 1934 waren er maar liefst 4 schoenmakers actief in Markelo en die hadden allemaal een bestaansrecht. Schoenen werden toen tot in den treure opgelapt en met recht kon wel gesproken worden van schoenlappers. Schoenen werden (voor kinderen) niet zelden te groot gekocht, een tijd lang pasten ze en ten slotte werden ze ook nog te klein gedragen. Ook volwassenen lieten de schoenen soms vele malen oplappen en ze werden pas weggegooid als ze tot op de draad waren versleten. Het behoeft geen betoog dat de werkplaats van de schoenmaker een drukbezochte plaats was. Echt bevorderlijk voor de voetgezondheid van de kinderen was het ook niet. De eerste schoenmakers in Markelo hadden er allemaal een klein of iets groter boerenbedrijf naast. Dat gold ook voor alle andere handwerklieden, de logementhouder, de onderwijzer en zelfs de veldwachter en dominee.

Voor zover na te gaan, staan hieronder de namen (in alfabetische volgorde) van schoenmakers die in Markelo het vak hebben uitgeoefend:

1 .Blankenstijn Hendrik(*1913)
2 Bloeming Otto
3 Boere Lau († 2005)
4 Damme Coenraat ten
5 Damme Gerhardus ten
6 Damme Jan ten
7 Gerrits Jan
8 Haas Wilhelm (*1811) Herike
9 Haghuis Jan Harmen ten
10 Heilersig Derk Jan (†1861)
11 Heilersig Gerrit H. (†1857)
12 Heilersig Jan Hendrick
13 Heylersig Jan Harmen (†1862)
14 Jansen J. Rijssen
15 Laske Herman
16 Laske Klaas (†1963)
17 Montigny Gerrit (*1672)
18 Muller Jan/Johannes
19 Nijhof (G?) Goor
20 Nijland A.J.
21 Pluimers Jannes
22 Pluimers Zwier
23 Sligman H.J. (De Kuper)
24 Steunbarg Antony (*1752)
25 Steunbarg Theunis (†1845)
26 Steunenberg Harmen(*1811)
27 Welle G.H.ter (*1869)

Leerlooien

Leerlooien is een werkwijze om van de huid van dieren leer te maken voor kleding, schoeisel of andere toepassingen. Door het looien worden de eiwitten in de huid onoplosbaar gemaakt.
Als eerste werden de huiden van het dier gevild. Een runderhuid weegt ongeveer 30 kg. Bij het villen bleven resten vlees op de huid achter. Was het leer bedoeld als materiaal voor schoeisel, dan werden de huiden eerst onthaard. Ze werden daartoe geweekt in kalkrijk water en daarna gesmart door ze over het smartblok te hangen om te broeien. Daarna werden de haren er af geschraapt. Op de binnenkant van de huid zaten er nog veel grote resten vlees aan die huid. Die resten werden er met een scherp mes afgesneden. Dat noemt men vlezen. De vlezer stond hierbij diep gebogen over een iets bolle stenen tafel.
Als bijproduct van het vlezen ontstond het lijmvlees. Dit werd verwerkt tot dierlijke lijm.
Als het vlezen gebeurd was, begon het eigenlijke looiproces. In een looierij stonden kuipen, ook wel laven genoemd, die half in de grond gegraven werden. Deze werden gemaakt van eikenhout. Nadat de kuipen met run, ook eek genoemd, gevuld waren, werden de huiden erin gehangen. Wanneer deze eruit kwamen en gedroogd waren, konden ze niet meer bederven. De huiden bleven lange tijd in de kuipen.

Ook in Markelo werden vroeger huiden gelooid. Dit gebeurde in zo genaamde looiputten die in de grond waren gegraven. Deze bevonden zich in ’t Venneke (nu Wemekamp/Koekoek). Dit waren toen laaggelegen gronden en de weg daarnaar toe was soms heel slecht, getuige onderstaand schrijven uit 1771.

Markezaken Stokkum over de schoenmakers
Edele Mogende Heren Mijn Heeren Ridderschap en Steden de Staaten der Provincie van Overijssel.
De ondergetekende schoemakers weduwen en schoemakers uyt de markte van Markulo geven met behoorlijke eerbiedigheyd klagelijk te kennen dat sij zedert ondenkelijken tijd, immers wel sedert tagtig of negentig jaaren, in de markte van Stokkum gerigts Kedingen looykommen hebben gehad en ook nog hebben om daar in het leer tot het exerceeren van hun handwerk benodigd te bereyden. Dat sij supplianten ook altoos naar behooren een goeden en bekwaamen weg naar en van die looykommen hebben gehad en sonder inspieringe van jemant gebruykt, eerst door de weyde van den predicant van Markulo die toen veldgrond was en naderhand over het land dat Hendrik Trukes van de markte van Stokkum heeft aangekogt en tegenwoordig door Jan Trukes word beseten; dog dat hun nu so door den tijdelijken predicant als door voornoemde Trukes belet word een van die so regtmatige vanouds aan hun competeerende wegen te gebruyken.
Dat sij supplianten als de ruine van welker kostwinninge hier grootlijks van afhing, zig daarover wel aan de Goedheeren van die marke hebben geaddresseert, dog geen soulaas of redres bekomen, hebbende de gecommitteerden van deselve aan hun een weg aangewesen om in het vervolg te gebruiken, die als door een groot moeras heenen loopende in het geheel en volstrekt onbruykbaar is, so dat sij sig dan genootsaakt vinden hun beswaar hierover voor te dragen met ootmoedigts versoek. Dat u edele mogende goedgunstiglijk gelieven te verstaan dat den supplianten sal moeten worden toegelaten hunne wegen tot de gelibelleerde looykommen als vanouds te gebruyken.
Twelk doende. Was getekent J.H. Heylersigh, wedewe Montenij, wedewe Grashof, Gradus ten Dam.
In margine stond geappt.: is goedgevonden dese requeste te stellen in handen van de goedheeren en erfgenaamen van Stokkum om daarop te berigten op de eerste dag van het aanstaande nadere reces van den landdag.
Deventer den 15 april 1771.

Schoenmakersgeslacht ten Damme
Erve Hopman heeft gestaan in de buurt van de huidige Dirk supermarkt. De oudste vermelding stamt uit 1670. In dit pand hebben 3 generaties ten Damme het schoenmakersvak bedreven. Het pand is waarschijnlijk rond 1800 afgebroken.
Circa 1668 vond het kerkelijk huwelijk plaats van Coenraed Hopman en Margriet Gorkinck. Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren. Een van de dochters, Fenneken Hopman, trouwt op 30-jarige leeftijd op 3 juni 1714 met Jan ten Damme, 26 jaar oud. Jan is de zoon van Berend ten Dam en is schoenmaker van beroep. Fenneken is later (na het overlijden van Jan?) uit Markelo vertrokken en het is bekend dat ze in 1758 in Den Haag woonde. Gerhardus (Gradus), een zoon van Jan werd ook schoenmaker en opvolger.