Éen paar kleine kinderhandjes kwamen ermee aanlopen, ”Kijk, eens wat lief”. Nog voordat wij wat konden zeggen was Willian ons voor. “Nem ‘em moar met noar hoes, wi-j hebt er zat”. Het was ergens oktober 2006, we waren bij de familie Potman met de boerderijverlichting bezig toen onze kinderen kwamen aanlopen met een stel jonge katten. Ik weet niet eens meer waarom, maar een van deze kittens is inderdaad met ons mee gegaan naar huis. Blijkbaar waren het de verliefde kinderoogjes, die ons deden besluiten om deze kat mee te nemen.
Vervolgens weken de kat haar oogjes niet meer van hun zijde. Waar de kinderen waren, was Grijsje. Grijsjes naam veranderde in verloop van de tijd tot Muis, en die naam heeft ze de rest van haar leven bij zich gedragen. Muis was een kat die altijd aanwezig was, letterlijk een onderdeel van het gezin was. Ze was er toen onze jongste werd geboren, haar oogjes volgde mij toen ik Allison voedde, haar luier verschoonde. Ze zat erbij als de kinderen samen op de grond speelde. Op mijn beurt kraamde ik bij haar 3 bevallingen, ze werd mama, maar niet zonder mij letterlijk aan haar zijde.

We zagen haar als een hoopje ellende toen haar pootje erbij bungelde, nadat ze vermoedelijk een tik van schuddertand had gehad. Maar we zagen ook hoe sterk ze was toen ze hiervan wonderlijk snel weer genas. Muis was ook groot fan van oma, mijn moeder. Als oma de kinderen voorlas kwam ze standaard bij hun liggen spinnen en knuffels geven. Nog meer knuffels van liefde en troost gaf ze onze kinderen om het verdriet na het verlies van opa en oma. En wat was ze stoer! Daar in die lange autorit naar Denemarken. Verhuizen naar een nieuwe plek, ver weg van haar oude vertrouwde plek in het achterste Brook. “Die kat zijn jullie straks kwijt”, zeiden mensen. Katten moet je niet gaan verplaatsten. Maar Muis kon het wel, en hoe! Het leek alsof ze gelijk dacht, prima dit is mijn nieuwe plekje. Wederom kwam ze voor het raam staan als ze naar binnen wilde, en liep ze naar de deur om naar buiten te gaan.
Nu ze wat ouder werd kwam ze wel altijd bij ons aan tafel zitten op een lege stoel, waar ze standaard een plakje kip kreeg. “Hebben jullie die kat nog altijd”, kregen we regelmatig te horen als er bezoek kwam, die Muis nog kenden van de Brikkenweg. Waar Muis niet aan kon wennen, was dat de kinderen intern op school zitten. De maandag en dinsdag lag ze nog relaxed te slapen, maar vanaf de woensdag werden er met regelmaat uitstapjes naar het raam of de deur gemaakt en keken haar oogjes rond in de hoop dat Dylan er stond. Elke vrijdag was er dan ook eerst Muis’ knuffel moment als hij weer terug was.
De laatste weken werd Muis magerder, ze begon te trillen, en de glans verdween, maar tot het laatste toe volgenden haar oogjes ons, en kwam ze bij ons zitten. Afgelopen zaterdag zat ze nog op het plein, lijkend alsof ze naar de jongens aan het kijken was. De werkelijkheid was dat ze stervende was.
Een stel grote jongenshanden leggen haar in een doosje.. “ze heeft een mooi leven gehad”.
Debby